Een rotsvast geloof in waardevrije waarheid

Wanneer ik na het bezoek aan deze zolderkamer de trap afdaal, kom ik terecht in de enorme drukte van het grote wetenproject. Er wordt keihard gewerkt aan wetenschappelijk onderzoek. De geleerde onderzoekers in het huis van het wetenproject hebben regels en grenzen geformuleerd waaraan hun onderzoek moet voldoen. Zo moet de inhoud en methodiek van het onderzoek eenduidig gedefinieerd worden. Hun onderzoek naar de puberteit vraagt om een afbakening in leeftijd van de onderzoeksgroep. Een 60-jarige mag niet meedoen met dit onderzoek, ook al gedraagt hij zich nog zo puberaal. Wetenschappelijk verantwoord onderzoek, leidt tot solide en betrouwbare kennis over de puberteit. Op grond van een overeenkomstig onderzoek kunnen we nagaan of de pubers aan de andere kant van de wereld net zo dwars zijn als hier. Misschien zijn ze daar minder lastig en kunnen we uitvinden hoe we het best om kunnen gaan met puberteit. Zicht op de bepalende biologische, psychologische en sociologische determinanten geven mogelijkheden tot beïnvloeding. Begrip geeft grip. Zowel de puber als de omgeving als de maatschappij kunnen er hun voordeel mee doen. Na voldoende vooronderzoek en uiteindelijk een gedegen interpretatie van de onderzoeksuitkomsten, kunnen we de eerste wetenschappelijk gefundeerde aanbevelingen verwachten.

Vooraanstaande wetenschappers schilderen indrukwekkende toekomstperspectieven. Ik ben mijn scepticisme, waarmee ik naar zolder ging, echter nog niet kwijt. Ik vraag me voortdurend af of deze werkers in het grote wetenproject wel weten waar ze mee bezig zijn. Ik zie een kamer met het bordje “Psychologie”. Ik blijf er verbijsterd stil staan. Ik hoor dat ze hier al meer dan 100 jaar aan het zoeken zijn naar hun wetenschappelijke waarheden. Het is pijnlijk om te zien hoe weinig ze ondanks al hun ijver tot op heden gevonden hebben. Het is des te pijnlijker omdat ze juist in deze kamer het meest betrokken zijn bij het menselijk functioneren en het menselijk lijden in het bijzonder. In hun wanhoop blijken ze zelfs een classificeringssysteem overgenomen te hebben uit een andere kamer. Het is een ordening van afwijkend gedrag, een ziektemodel dat in de geneeskunde gebruikt wordt. Het heeft de naam DSM (diagnostic statistical manual of mental disorders). Het systeem past totaal niet bij hun eigen onderzoeksobject. Gelukkig hoor ik ook hoogleraren in deze kamer openlijk twijfelen aan de zin van deze ingeslagen weg. Ik hoor zelfs twee hoogleraren die neuropsychologische verklaringsmodellen durven te relativeren. Als we ons neurologische brein zijn, dan zou de psychologie als geesteswetenschap overbodig worden. Het geeft mij hoop dat er geleerden zijn die kritisch durven te zijn. Wanneer ik voornoemde hoogleraren echter verder hoor praten, ben ik opnieuw verbijsterd. Ze blijken hopeloos oude denkgewoonten te propageren waarvan de beperking al lang aangetoond is. Psychoanalytische vergezichten zijn uitermate boeiend maar zeggen meer over de onderzoeker dan de onderzochte. Wat is er aan de hand in deze drukke en chaotische kamer? Het lijkt of er weinig houvast te vinden is en elke onderzoeker zich aan een ander, al dan niet achterhaald, houvast vastklemt. Psychoanalyse, gedragstherapie, cognitieve gedragstherapie, sociale, biologische, gestaltpsychologie, mindfullnes, etc. Alhoewel ik de neiging krijg om met een meewarig schouderophalen de kamer te verlaten, blijf ik op de drempel toch even aarzelen. De vraag komt bij me op of de chaos in deze kamer niet een exacte weergave is van haar eigen onderzoeksobject: de mens zelf. De menselijke psyche is een weerbarstig onderzoeksobject. Het weerbarstige lijkt een wezenskenmerk van de psyche te zijn: een subject laat zich niet tot object maken. Zitten de psychologen  in deze kamer verstrikt in de paradox van het denken over het denken? Ik vraag me af of het zin heeft om ze hier op te wijzen. Ik overweeg een moment om eens samen met ze te kijken naar de wegen die ze de afgelopen honderd jaar bewandeld hebben. Het laat toch heel duidelijk naar voren komen hoe hun project tot mislukken gedoemd is? Ik zie ervan af, dit is natuurlijk het allerlaatste wat ze willen horen. Als ze het al interessant zouden vinden, dan hebben ze nauwelijks tijd om naar me te luisteren.

Ik denk terug aan die zwaarwichtige heer Heidegger op de zolderkamer. Hij wist, weliswaar met ingewikkelde woorden, helder aan het licht te brengen hoe de wetenschap zich gedraagt als een hond die zichzelf in de staart bijt. Zo’n beest heeft op dat moment geen tijd en aandacht om zichzelf eens kritisch te bekijken. Ik trek de deur maar zachtjes achter me dicht. Misschien moet de psychologie eerst vastlopen alvorens zich een ander perspectief mag ontvouwen. Ik hoop dat dit ooit een profetische voorspelling mag blijken te zijn.