Cognitieve gedragstherapie

Na de psychoanalyse en de kliëntgerichte therapie, wordt er vanuit de leertheorieën nog een derde poging ondernomen om aan de paradox te ontsnappen. Vanuit dit gezichtspunt is bijna al ons gedrag, dus ook ons afwijkende gedrag, aangeleerd. Als ons gedrag is aangeleerd, kan de therapeut helpen om dit gedrag af te leren en ander gewenst gedrag aan te leren. De therapeut is een gedragsdeskundige geworden en de totaliteit van de cliënt wordt buiten beschouwing gelaten. Er is een te behandelen object gevonden! De paradox is hierbij niet aanwezig. Er kan met de cliënt in alle openheid gesproken worden over de inhoud van de behandeling.

Toen de veranderingsmogelijkheden van deze benadering echter te beperkt bleken, werd het te behandelen gedrag uitgebreid met de gedachten van de cliënt (het inwendige gedrag). Het lijkt een logische en heldere uitbreiding van de gedragstherapie: de cognitieve gedragstherapie is geboren. Ongemerkt is hiermee echter de achterdeur voor de paradox open gezet en zit deze onopgemerkt weer midden in de behandeling!

Konden we nog helder met de cliënt praten over zijn gedrag, over zijn denken praten blijkt bij nadere beschouwing gecompliceerder te zijn. De cliënt praat weliswaar betrokken mee over zijn storende of zelfs foutieve gedachten, maar denkt er ondertussen het zijne van. Zo kunnen er bijvoorbeeld gedachten zijn over de methode van behandeling of over de bekwaamheid van de therapeut. Als we deze gedachten ook aan de cognitieve therapie onderwerpen, raken we in een eindeloos weerspiegelend doolhof verstrikt. Afgezien van deze beperkende invloed van de paradox werkt ze echter op een nog veel fundamenteler niveau door. De client gaat namelijk denken over zijn eigen denken.  Hij signaleert foute of ongewenste gedachten en bedenkt welke gedachten hij hier voor in de plaats moet stellen. Hij is als een deus ex machina bedenker van zijn eigen gedachten geworden! Deze bedenker onttrekt zich, net als de patiënt van Freud in de contractfase, aan de behandeling. Er lijkt hiermee niet zoveel aan de hand, zolang de therapeut en de cliënt eensgezind zijn.

Deze paradox doet echter onopgemerkt zijn werking en zal het systeem langzaam maar zeker onderuit halen. Als het niet lukt om de nieuwe gedachten tot een tweede natuur te laten worden, zal de cliënt zich voelen falen of de therapievorm niet meer zien zitten. Uiteindelijk wordt de oppervlakkigheid van het denken over het eigen denken fataal: cliënten blijven vaak onbevredigd hangen in hun gevecht met hun vermeende gedachten zoals Don Guichotte met zijn windmolens. In mijn praktijk melden zich regelmatig cliënten met de opmerking dat ze met deze benadering niet veel verder komen. Ze weten dat ze positiever moeten denken (de bedoeling is dat de behandeling een positief resultaat heeft) maar hebben last van een weerbarstige saboteur die bewerkstelligt dat ze het op cruciale angstige of depressieve momenten toch niet doen. Ze voelen zich falen en gaan vanuit een schuldgevoel nog harder proberen of geven het op en zoeken teleurgesteld een andere therapeut.
Met de paradox onder de leden hebben de cognitief gedragstherapeuten nog een volgende stap gezet in de strijd met het weerbarstige virus: de mindfulness-methode. Het wetenschappelijke uitgangspunt van de gedragstherapie staat dit toe zolang de resultaten maar bewezen worden.

Gedragstherapie is principieel evidence-based.

Veel meditatievormen zoals de Boeddhistische Vipassana vermijden de paradox door geconcentreerd en open aandacht te geven aan alles wat zich aandient zonder hier iets aan te veranderen of mee te willen bereiken. De mindfulness- methode van de cognitieve gedragstherapie wil met een vorm van meditatie komen tot vermindering van psychische klachten. De voorgaande zin laat al zien dat het gebruik van meditatie als techniek in een behandeling fundamenteel in strijd is met de uitgangspunten van de meditatie. Door mindfulness aan te bieden als behandelingsmethode zit de cognitieve gedragstherapie ongewild nog steviger verstrikt in de paradox. De infectie met de paradox zal de mindfulness- benadering onvermijdelijk doen vastlopen.